Om de school en de inrichting van de school te begrijpen is het nodig om de huidige opbouw van de school en de terminologie te leren kennen. Je kunt in onze school zomaar de volgende zin horen en iedereen begrijpend zien knikken:
“Ik ben in het Zomerdorp met mijn mentor op het Levensplein bezig geweest met het inzetten van mijn breinbewaker tegen mijn breinbandieten in mijn breinkasteel, omdat ik moeite heb met executieve functies."
Bij ons op school refereren we naar dorpen in wat traditioneel de bouwen genoemd worden.
We hebben deze dorpen vernoemd naar seizoenen:
Een dorp is een op zichzelf staand onderdeel van het gebouw waarbinnen de kinderen en teamleden gezamenlijk het onderwijs inrichten. We spreken niet over het leerjaar waar de kinderen zitten. In overleg met de mentoren en ouders bepalen we, in lijn met de overgangsrichtlijnen, wat de juiste duur van een dorp is voor ieder kind.
Elk dorp bestaat uit vier pleinen;
Omdat we ons concept vormgeven in een al bestaand schoolgebouw, zijn niet alle pleinen ook een fysiek lokaal. De kinderen hebben geen vaste plek maar wisselen tussen de pleinen naar gelang zij met de verschillende vakgebieden bezig zijn. Op die manier kunnen zij gebruik maken van de relevante materialen en de instructie krijgen die ze op dat moment nodig hebben.